2. ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS
2.1 Het terreinonderzoek
2.1.1. Het muurwerk
Bij een eerste blik op het opgravingsplan wordt al duidelijk dat we hier te maken hebben met een burcht van het vierkante type. Doorgaans bleef slechts het onderste gedeelte van de funderingen (niveau: -1,70 m tot 2,30 m onder het maaiveld) bewaard. Op slechts ��n plaats, in de oostelijke hoek van de opgraving, bleef het muurwerk bewaard tot op -0,90m. De basis van de fundering lag er op -2,34 m. De fundering was er ongeveer 0,70 m hoog. Daarboven versmalde ze iets, tenminste aan de binnenkant van het gebouw. Vanaf dit niveau vonden we ook een funderingssleuf. Op deze plaats was de moederbodem tot -1,00 m onder het maaiveld bewaard. Elders was deze moederbodem tot op minstens -1,50 m afgegraven. Aan de top van deze horizont was er een uitloging, iets witgrijs van kleur. Mogelijk bevinden we ons hier enkele tientallen centimeters onder het oorspronkelijke loopvlak. Het geheel werd afgedekt door een 17e-19e eeuwse puinlaag.
Het is duidelijk dat het muurwerk van de burcht al vroeger tot op grote diepte afgebroken werd, waarschijnlijk om bouwmaterialen te recupereren. De werkzaamheden die in de loop van oktober 1994 werden uitgevoerd hebben nog een verder gedeelte van de muren beschadigd (bijvoorbeeld de ronde toren in werkput III). Daarenboven waren op het moment dat wij ter plaatse kwamen bijna alle resten van de slotgracht weggegraven.
De oorspronkelijke dikte van de funderingen varieerde nogal; van 2,20 m. tot 1,85 m. Ze werden opgetrokken uit bakstenen (afmetingen ca. 26.5 x 12.5 x 6 cm) en kalkmortel. Aan de zuidkant van het gebouw was er een ronde hoektoren. Alhoewel fel beschadigd, konden we toch nog vaststellen dat de diameter circa 7,50 m was. De funderingen waren hier circa 2,75 m dik. Binnenwerks was er een ellipsvormige opening met een diameter van circa 1,80 m tot 2,20 m In de westelijke hoek troffen we geen toren aan. Misschien was er op deze plaats wel een arkeltoren (toen uitgekraagde hoektoren), maar daarvoor hebben we geen aanwijzigingen. Op geen enkele plaats konden we bouwnaden vaststellen. We dienen hierbij wel op te merken dat we wegens de erg krappe tijd die ons toegemeten werd niet steeds al het muurwerk voldoende konden reinigen. Toch komt het ons voor dat het geheel in een fase werd opgetrokken.
In het noordelijk gedeelte van de bouwplaats (werkput I) ontdekten we de funderingen van een poortgebouw. Omdat het muurwerk hier tot op grote diepte werd uitgebroken (gemiddeld tot - 2,00 m onder het maaiveld) was het onmogelijk om vaststellingen te doen die ons iets meer zouden kunnen leren over het uitzicht van de toren en de plaatsing van de brug. In het centrum van het poortgebouw bevond zich een bijna vierkante ruimte van 2,70 m x 2,80 m die misschien als valkuil heeft gefungeerd. De funderingen aan de binnenzijde van het gebouw hadden een dikte van circa 1,65 m tot 2,25 m De fundering aan de grachtkant, had een dikte van 3,90 m. De basis van de funderingen, die we niet konden bereiken, moet er op meer dan -2,80 m gelegen hebben.
De maximale afmetingen van de burcht (van noordwest-muur tot zuidoost-muur) waren buitenwerks 23,50 m, binnenwerks 19,00 tot 19,50 m. Als men veronderstelt dat de burcht een symmetrische bouw had, komen we tot de merkwaardige vaststelling dat de afstand van noordoost-muur tot zuidwest-muur buitenwerks eveneens 23,50 m bedraagt, waarbij het poortgebouw dan exact in het midden van het geheel ligt. Met andere woorden: het zou hier wel eens kunnen gaan om een burcht die in grondplan exact vierkant van vorm was. Een verleidelijke hypothese.
2.1.2. Het woongedeelte
Van het woongedeelte bleven om al vermelde redenen geen resten bewaard. Aan de binnenkant van de funderingen en zeker in de zuid-en westhoek was de bodem, die er gevormd werd door klei en eolisch zand, opvallend hard. Dit konden we ook vaststellen aan de buitenkant van de funderingen, net onder de grachtvulling.
2.1.3. De grachten
In eerste instantie konden we slechts op twee plaatsen sporen van de slotgrachten optekenen. Dit werk diende echter in penibele omstandigheden te gebeuren; de werkzaamheden aan de bouw gingen ondertussen immers gewoon verder. Bovendien was er al veel verstoord en konden we geen archeologisch materiaal bergen.
Later konden we nog een sleuf van 8 X 2 m opgraven aan de zuidoost-kant van het terrein, in de slotgrachten, werkput IV. Uit het profiel blijkt dat de gracht minstens 9,00 m breed was. Aan de zuidelijke hoek was hij minstens 11,00 m breed. De maximale diepte ten opzichte van het huidige maaiveld is circa -2,40 m Dit is net iets dieper dan de basis van de funderingen. Tegen de funderingen echter is de basis van de gracht even diep als de funderingen zelf (ca. -2,30 m), maar wegens de hoge stand van het grondwater konden we dit niet intekenen. De basis van de grachten bestaat uit een kleiachtige substantie van 20 tot 40 cm dikte, bruingrijs van kleur. Hierin konden we geen stratigrafien onderscheiden. Bovenaan in dit pakket konden we wel heel wat meer vondsten bergen dan onderaan. Mogelijk is laag 3 zelfs anterieur aan laag 2, maar ze bevatte geen vondsten. De vulling bestaat uit vrij grof zand, waarin sliblaagjes onderscheiden kunnen worden. Boven deze pakketten werd een laag vrij grof zand, vermengd met baksteengruis aangevoerd. Ze dateert nog van voor de afbraak van de burcht. Laag 5 bestaat vrijwel uitsluitend uit puin, en dateert uit de periode van de afbraak van de burcht. Boven deze puinlaag kunnen we nog verschillende lagen onderscheiden. Sommige zijn echte opvullingen, en bevatten soms heel wat puin. Zo bevat laag 8 veel houtskool, verbrandde huttenleem, en baksteenfragmenten. Andere lagen vormden zich slechts geleidelijk aan en bevatten soms fijne sliblaagjes.
2.2 Datering en typologische vergelijking
2.2.1 Typologie van de burcht
Dit gebouw bezit duidelijk alle kenmerken van de vierkante kastelen. Vooral uit Nederland zijn ze goed bekend. Grosso modo worden ze gedateerd tussen 1275 - 1500. De burcht van Hamont, alhoewel slechts gedeeltelijk opgegraven, kan vergeleken worden met burchten
als Medemblik, Muiden en Ammersoyen, die alle voor het einde van de 14de eeuw gebouwd werden en gelden als type-voorbeelden. Ze werden gebouwd door de hoogste overheden, en zijn dan ook groter van afmetingen. Treffende gelijkenissen vindt men in de plattegronden van Waardenburg (Holten) en Rijswijk. Ook de burcht van Helmond, gebouwd bij het begin van de 15de eeuw, biedt veel punten van gelijkenis. In Belgie is het archeologisch onderzoek naar burchten nog niet zo ver gevorderd. In Limburg biedt het 14de eeuwse kasteel 'Jonkholt' te Hoelbeek (Bilzen) goede parallellen. Ook het Prinsenhof te Kuringen (Hasselt) werd in de 14de eeuw verbouwd tot een rechthoekige of vierkante stenen burcht. De commanderij van de Duitse Orde te Alden-Biesen (Bilzen)29 blijkt in haar huidige vorm terug te gaan tot de 16de eeuw, wat opmerkelijk Iaat is. De commanderij van de Duitse Orde te Gruitrode (Meeuwen-Gruitrode) zou uit de 15de eeuw kunnen dateren. De burcht van Grevenbroek te Achel was eveneens van het vierkante type. We komen er nog later op terug. Zoals al blijkt uit deze voorbeelden, bouwde men vanaf de 14de eeuw regelmatig ook kleinere kastelen, waarvoor soms de term 'ridderhofstede gebruikt wordt. Het ging de land-adel miners niet slecht door een zich uitbreidende afzet in de steden. Ook werden de bakstenen goedkoper en daarnaast bleef het kasteel een belangrijk statussymbool. Toch schijnen burchten van het vierkante type, die zich niet vanuit een bestaande versterking ontwikkeld hebben, eerder weggelegd te zijn voor de rijkere adeI. In Hamont vinden we geen bewijzen voor het integreren van een donjon in de burcht, hoewel de site slechts gedeeltelijk werd opgegraven. Anderzijds zijn er voor het ontbreken van een donjon eveneens geen argumenten, behalve dan de veronderstelde regelmatige aanleg.
2.2.2. Datering van de vondsten ult de gracht
Wegens het urgente karakter van het onderzoek en omdat de meeste archeologische sporen reeds vernield waren op het ogenblik dat het onderzoek een aanvang nam, konden we in eerste instantie geen vondsten bergen. Later, tijdens het systematisch onderzoek van de gracht aan de zuidoost-kant van de burcht, konden we wel schervenmateriaal bergen. Hoewel de vondsten uit de oudste fase slechts gering in aantal zijn, is het toch duidelijk dat dit materiaal uit het einde van de l4de, begin l5de eeuw dateert. Naast grijs en rood aardewerk komt ook vroeg steengoed uit Siegburg en Langerwehe voor.